Frank Rijkaard behoort sinds kort tot de spaarzame voetbalhelden over wie een biografie is verschenen. Het is opgeschreven door de journalist Leo Verheul, die de hoofdpersoon al meer dan twintig jaar van dichtbij heeft gevolgd.
Voordat ik begon aan het boek, hoorde ik uit betrouwbare bron dat Rijkaard zelf niet zat te wachten op deze biografie. Tot het laatste hoofdstuk snapte ik eigenlijk niet dat de hoofdpersoon bezwaar kon maken tegen dit levensverhaal. Maar het venijn zat dit keer zeker in de staart. Verheul doet in een paar zinnen uit de doeken waarom de spelers van Barcelona het respect in hun trainer verloren en waar de hardnekkige geruchten over zijn privé-leven op gestoeld waren. Uit een even betrouwbare bron weet ik dat het privé nu wel weer goed zit, maar de achterklap van het laatste hoofdstuk geeft de biografie een speciale lading. Ik ga het plot maar niet verraden, want daar zijn andere journalisten voor. Wel verrassend is dat over het feitje dat Verheul aan de oppervlakte brengt op een loyale manier is gezwegen in de Spaanse media.
De vraag is dan gerechtvaardigd of dit laatste hoofdstuk recht doet aan het boek. Een biografie over een persoon die nog in leven is, wordt gekenmerkt door een tegenstrijdigheid dat het een historisch onderzoek is met een open einde. Daarbij is Rijkaard te jong om een biografie te krijgen. Een boek over zijn periode als trainer bij Barcelona lijkt dan zinvoller.
Leo Verheul was aanvankelijk de leider van een generatie Rotterdamse voetbaljournalisten, waarvan Hugo Borst en Emile Schelvis het meest bekend zijn geworden. Verheul was de echte onderzoeker en kwam met aardige scoops als jonge verslaggever bij Voetbal International. Het boek begint min of meer met zijn relatie tot Rijkaard, waarbij twee leeftijdsgenoten vriendschappelijk met elkaar omgaan maar de journalist toch uit is op het nieuws. Het is altijd de vraag of de sportheld net zo over dezelfde relatie denkt. Uiteindelijk is hij zelfs wanneer hij zich tijdens een wandeling door Barcelona laat ondervragen, gewoon bezig met zijn PR. Toch mag ik aannemen dat Verheul en Rijkaard een meer dan normale band hadden in het jaar 1988, toen de journalist de van de aardbodem verdwenen speler in Portugal wist te traceren.
Vanuit dit standpunt is de biografie best geslaagd, al komen sommige anekdotes erg geromantiseerd over. De hoogtepunten van Rijkaard zijn nagenoeg bekend, maar vreemd is dat het absolute hoogtepunt niet eens vermeld wordt. In 1990, een half jaar na het dramatische WK, staat Rijkaard in het middelpunt van de mondiale aandacht dankzij twee goals in de finale om de wereldcup in Tokio (tegen Olimpia). De schande van het spuwincident met Völler werd in een klap uitgewist. Daarbij was de finale ook emotioneel best mooi omdat Rijkaard voor het oog van de camera’s tijdens de huldiging van ‘man of the match’ handkusjes gaf aan zijn aanstaande vrouw Monique. Dat was duidelijk een vorm van de uit de kast komen. Waarom dit absolute hoogtepunt niet is vermeld is voor mij een raadsel. Ook rept Verheul met geen woord over de legendarische 5-0-zege van Milan op Real Madrid of over de beslissende strafschop van Rijkaard tegen Rode Ster (zijn eerste officiële strafschop), waarmee de weg naar de eerste Europa Cup werd geëffend. Daarnaast is hij zeer slordig bij bepaalde details zoals uitslagen en rondes in toernooien.
Voor iemand die graag als een echte kenner wil overkomen, heeft Verheul aan de exactheid van de feiten vertild. Daarbij is het boek een lofzang op het leven van Rijkaard en dat komt soms overdreven over op de lezer. Alles is fantastisch en mooi bij Rijkaard, zelfs zijn dochter Linsey, waarbij je na de vierde opmerking over haar bijna zou denken dat Verheul een platonische liefde voor haar koestert. Het boek lijkt iets te vlug geschreven en dat doet geen recht aan de voetbalheld Rijkaard en de schrijver Verheul. Toch is het lezen van deze biografie de moeite waard om meer te weten over de mens Frank Rijkaard.
Jurriaan van Wessem
Leo Verheul, Frank Rijkaard de biografie, uitgeverij VIP Utrecht 2008