De confrontatie tussen Spanje en Italië op zondag is zeker een kraker, maar geen klassieker. Het heeft wel iets weg van een derby, maar beide landen treffen elkaar zelden op een eindtoernooi.
Spanje heeft daarbij Italië nooit meer verslagen op een groot toernooi sinds de Olympische Spelen van 1920. Italië is net als Frankrijk een angsttegenstander voor de Spanjaarden. Op het WK-34 speelden ze voor het eerst tegen elkaar op een WK. Italië won deze kwartfinale na twee duels in Florence. Doelman Zamora was legendarisch, maar onder bizarre (en ook verdachte omstandigheden) wonnen de Azzurri door een doelpunt van Giuseppe Meazza.
In 1988 kwamen ze elkaar weer tegen op het EK. In Frankfurt won Italië door een doelpunt van Gianluca Vialli. Zes jaar later was er weer een kwartfinale van een WK tussen de twee landen in Boston. Spanje was misschien favoriet vanwege het goede spel, maar Italië speelde die zwoele middag zijn beste wedstrijd van dat toernooi en won dankzij Dino en Roberto Baggio met 2-1. De Spanjaarden herinneren zich dit duel vooral van de kans die Julio Salinas liet liggen alleen voor Pagliuca bij de stand 1-1. In de slotfase sloeg de anders zo keurige Mauro Tassotti Luis Enrique een bloedneus.
In dit jaar speelden beide ploegen een oefenwedstrijd tegen elkaar in Elche. Spanje won met 1-0 door een mooie goal van Villa, maar ja, een oefenwedstrijd is geen echte wedstrijd voor de Spanjaarden en Italianen.